Victor de Stuers
Alhoewel de officiële oprichtingsdatum anders aangeeft, werd de ideologische basis voor de Vereniging Oud Enkhuizen al meer dan honderd jaar geleden gelegd. Dat geldt overigens voor veel historische verenigingen.
In de zeventiger jaren van de vorige eeuw werden burgers die het zich konden permitteren om publicaties te lezen die de lokale berichtgeving te boven gingen, opgeschrikt door de betogen van de Maastrichtse cultuurhistoricus Victor de Stuers. Deze voortrekker op het gebied van het behoud van monumenten en andere kunstobjecten schreef in 1873 een artikel in de Gids waarvan de titel daarna deel is gaan uitmaken van het Nederlandse spraakgebruik: HOLLAND OP ZIJN SMALST. In een cynisch betoog bepleitte hij een aantal maatregelen die hij in 1869 al in zijn proefschrift had verwoord: kunstonderwijs en kunstbeoefening moesten door de overheid gestimuleerd worden, architectuur zou op academisch niveau moeten worden onderwezen; voorts was het nodig dat er een inventarisatie kwam van kunstvoorwerpen en monumenten. Dat er in 1874 een 'College van Rijksadviseurs voor de Monumenten van Geschiedenis en Kunst' werd opgericht, ging voorlopig aan de meeste Enkhuizers voorbij. Alleen over grote en 'deftige' gebouwen ontstonden soms discussies. Zo konden in 1876 de Koepoort uit de zeventiende eeuw en de houten Westertoren uit de vroege zestiende eeuw dankzij een heel kleine raadsmeerderheid aan 'amovatie' ontkomen. Pas jaren later, nadat Van Arkel en Weissman de Enkhuizer monumenten hadden beschreven in hun serie 'Noordhollandsche Schoonheden', ontwaakten de burgers enigszins. Wel werden er daarna nog veel kleine, oude panden gesloopt omdat ze te eenvoudig waren om als monument herkend te worden.
Een enkele gemeentelijke maatregel die rechtstreeks op de argumenten van De Stuers is terug te voeren, was de beschikbaarstelling van een ruimte op de stadhuiszolder 'tot verzameling van enige oude voorwerpen', in 1884.